direct naar inhoud van 4.6 Water
Plan: Asten Dijkstraat 61 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0743.BP02012008-VS01

4.6 Water

4.6.1 Algemeen

In het kader van de watertoets, dient ieder ruimtelijk relevant plan een beschrijving van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding te bevatten, een zogenaamde waterparagraaf. Het opnemen van een dergelijke beschrijving is wettelijk verplicht. Bij de watertoets gaat het om het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Ten aanzien van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder ver- en nieuwbouwplannen, hanteert het waterschap een aantal beleidsuitgangspunten met betrekking tot het duurzaam omgaan van water. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient de initiatiefnemer hier vervulling aan te geven. Nieuwe ontwikkelingen dienen te voldoen aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen. De Hydrologische situatie moet minimaal gelijk blijven aan de uitgangssituatie. Het plangebied is gelegen binnen het beheersgebied van Waterschap Aa en Maas. Het waterschap hanteert de volgende principes als uitgangspunt bij de watertoets.

Wateroverlastvrij bestemmen

Bij de locatiekeuze voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met de overlastproblematiek en de norm uit het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). Het plangebied bevindt zich op een relatief droge locatie waarbij de kans op inundatie niet groter is of gelijk aan eens per 100 jaar (zie onderstaande waterkansenkaart Aa en Maas 2011).

afbeelding "i_NL.IMRO.0743.BP02012008-VS01_0011.png"

Uitsnede uit: Waterkansenkaart Aa en Maas 2011

Waterschapsbelangen

Er zijn 'waterschapsbelangen' met een ruimtelijke component. Dit betreft het volgende:

  • e. Ruimteclaims voor waterberging
  • f. Ruimteclaims voor de aanleg van natte ecologische verbindingszones en beekherstel
  • g. Aanwezigheid en ligging watersysteem
  • h. Aanwezigheid en ligging waterkeringen
  • i. Aanwezigheid en ligging van infrastructuur en ruimteclaims tbv de afvalwaterketen in beheer van het waterschap.

De locatie voor de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling bevindt zich niet binnen of langs gronden met een ruimteclaim voor waterberging, natte ecologische verbindingszones en beekherstel. Daarnaast grenst de locatie niet aan waterkeringen of watersystemen welke zijn beschermd vanuit de keur of de afvalwaterketen. (zie bovenstaande waterkansenkaart Aa en Maas 2011).


Gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater

Het streven is het afvoeren van het vuile water via de riolering en het binnen het plangebied verwerken van het schone hemelwater. Er wordt geen nieuw gemengd rioolstelsel aangelegd.


Doorlopen van de afwegingsstappen: 'hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer'

Onderdeel van de watertoets is het omgaan met het schone hemelwater. De afwegingsstappen dienen te zijn: hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer. Deze afwegingsstappen zijn afgeleid van de trits vasthouden-bergen-afvoeren. Vanwege het relatief kleinschalige initiatief zal in het plangebied geen sprake zijn van hergebruik van hemelwater. Het hemelwater zal worden opgevangen en geïnfiltreerd in de bodem.


Hydrologisch neutraal bouwen

Bij nieuwe ontwikkelingen dient de hydrologische situatie minimaal gelijk te blijven aan de uitgangssituatie. Hierbij mag de Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) niet verlaagd worden. In het plangebied zal hydrologisch neutraal worden gebouwd.


Meervoudig Ruimtegebruik en water als kans

Water wordt door stedenbouwkundigen bij inrichtingsvraagstukken vaak benaderd als een probleem ("er moet ook ruimte voor water gecreëerd worden, en m² zijn erg duur"). Dat is jammer, want water kan ook een meerwaarde geven aan het plan, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de belevingswaarde van water. Bij de inrichting van een gebied kan het verlies van het aantal m² beperkt worden door een ruimte voor twee of meer doeleinden te gebruiken. Het verlies van het aantal m² als gevolg van de toegenomen ruimtevraag vanuit water kan zo worden beperkt. Onderhavig project betreft een kleinschalig initiatief. Er wordt ruimte voor wateropvang gevonden op de ruime kavels. Er is in onderhavig project geen sprake van meervoudig ruimtegebruik.


Voorkomen van vervuiling

Bij de inrichting, het bouwen en het beheer van gebieden wordt het milieu belast. Het waterschap streeft ernaar om verontreiniging zoveel mogelijk te voorkomen. Dit aspect wordt dan ook meegenomen in de watertoets.


4.6.2 Waterparagraaf

Verhard oppervlak

De woning wordt opgericht op de locatie van de te slopen stalruimten behorende bij de beëindigde intensieve veehouderij van de initiatiefnemer. In totaal wordt circa 1.100 m² aan stalruimte gesaneerd. De woning krijgt een inhoud van circa 1.000 m³ en het bijgebouw heeft een oppervlakte van 100 m². Uitgaande van twee parkeerplaatsen op de eigen kavel kan worden gesteld dat het totale verharde oppervlak inclusief erfverharding circa 350 m² zal bedragen. Hierdoor zal het verharde oppervlakte per saldo afnemen met circa 750 m².


Gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater

Het huishoudelijk afvalwater zal op de bestaande drukriolering worden geloosd. Het schoon hemelwater wordt afgekoppeld en wordt lokaal geïnfiltreerd in de bodem.


Hydrologisch neutraal bouwen

De toekomstige bewoners van de woning zullen binnen de daarvoor gegeven randvoorwaarden een omgevingsvergunning bij de gemeente aanvragen. Bij de bouw van de woning dient gebruik te worden gemaakt van de niet-uitlogende materialen in verband met de kwaliteit van het te infiltreren hemelwater. Zaken als riolering en hemelwaterafvoer dienen tijdens de vergunningfase bekend te zijn. Dit dient de bouwer/architect dan ook aan te geven in de aanvraag. Met de netto afname van het bebouwd oppervlak wordt de hydrologische situatie verbeterd. Betreffende bodemstructuren genieten geen specifieke bescherming en in het kader hydrologisch neutraal bouwen zijn ter plaatse voldoende mogelijkheden voor de infiltratie van hemelwater. In het plangebied is sprake van een eerdgrond. Eerdgrond is een bodemtype dat gekenmerkt wordt door een dikke laag humus aan de oppervlakte. In Nederland is dit bodemtype vooral te vinden in het oosten en zuiden van het land.


Conclusie

Als het netto verhard oppervlak in de nieuwe situatie kleiner wordt, dan neemt hiermee de behoeft aan berging (als som van infiltratie en buffering) af. Bestaande berging wordt natuurlijk niet teniet gedaan, dus is een dergelijk plan hydrologisch positief. In dit soort plannen worden geen aanvullende eisen gesteld.