direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden
Plan: Asten Dijkstraat 61 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0743.BP02012008-VS01

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden, waarbij de landschappelijke openheid wordt beschermd;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. doeleinden van openbaar nut;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten.

3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming, met inbegrip van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van wandelkappen, hagelschermen en schaduwhallen, met een maximale bebouwingshoogte van 2,5 meter (indien en voorzover er sprake is van een bouwwerk) alsmede boomteelthekken;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, mag de hoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 meter bedragen;
  • c. het oprichten van sleufsilo's is niet toegestaan;
  • d. ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen toegestaan zoals banken, picknicktafels en dergelijke met een maximale hoogte van 2 meter;
  • e. paardenbakken zijn niet toegestaan.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 onder b teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen een grotere hoogte toe te staan tot maximaal 3 meter, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de grotere hoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;
  • b. de erf- en perceelsafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van afrasteringen;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de afwijking bij omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3.1 omschreven doeleinden.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Specifieke gebruiksregels voor landschappelijke waarden

Binnen deze bestemming wordt gestreefd naar het behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden. De openheid van de open akkers mag niet worden aangetast.

3.4.2 Verboden gebruik

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in dit artikel opgenomen vergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren;
  • b. het onder a vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
    • 1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
    • 2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren op grond van het voorgaand bestemmingsplan;
    • 3. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
  • c. de in a van dit artikel bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de doeleinden als opgenomen in artikel 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn hieronder per werk de toetsingscriteria weergegeven:
    • 1. het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen:
      • het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de agrarische belangen;
      • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
    • 2. het aanleggen van waterbassins/waterbergingen:
      • de aanleg van het waterbassin/waterberging is noodzakelijk in het kader van agrarische bedrijfsvoering;
      • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden: aantasting kan worden voorkomen door zorgvuldige inplanting;
      • er mag geen aantasting plaatsvinden van de verkeersveiligheid ter plaatse;
    • 3. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m²:
      • het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatieve medegebruik;
      • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden.
    • 4. het vellen of rooien van houtgewas:
      • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
    • 5. het aanbrengen van lage en hoge (voor zover het geen bouwwerken betreft) tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden:
      • de activiteiten zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf;
      • rekening moet gehouden worden met de landschappelijke waarden;
      • het plaatsen van de voorzieningen mag geen afbreuk doen aan het functioneren van de (mogelijke) ecologische verbindingszone.