direct naar inhoud van Regels
Plan: Heusden Behelp 13 (Camping de Peel) 2014
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0743.BP02014001-OW01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan ‘Heusden Behelp 13 (Camping de Peel) 2014’ met identificatienummer NL.IMRO.0743.BP02014001-OW01 van de gemeente Asten;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aangebouwd bijgebouw:

een uitbreiding van het hoofdgebouw, die wat afmetingen betreft ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht geen deel uitmaakt van het hoofdgebouw zoals garages, hobbyruimten, schuurtjes, huishoudelijke berg- en werkruimten en tuinhuisjes;

1.6 aan huis verbonden beroep:

de uitoefening van een beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, waarbij er geen sprake is van een verkeersaantrekkende werking en de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt; kappers, schoonheidsspecialisten vallen vanwege de verkeersaantrekkende werking niet onder het begrip aan huis verbonden beroep;

1.7 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.10 bedrijfswoning:

een woning, in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk moet worden geacht;

1.11 bestaande bebouwing:

bebouwing, zoals die bestaat, of rechtens mag bestaan, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan;

1.12 bestaand gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals dat bestaat op het tijdstip dat het plan of planonderdeel rechtskracht heeft gekregen;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijgebouw:

gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 centrale recreatieve voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het recreatieterrein als geheel, zoals een ontvangstkantoor en sanitaire voorzieningen;

1.23 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan; huifkarren worden hier mede onder begrepen;

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 huuraccommodatie:

een bouwwerk dat dient als recreatieverblijf, waarvan gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben, waaronder begrepen: lodges en stacaravans;

1.27 indoor speelboerderij:

inpandige dagrecreatieve voorziening waaronder begrepen speeltoestellen en een horecaplein;

1.28 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.29 kampeerplaats:

standplaats voor één of een aantal bij elkaar behorende kampeermiddelen;

1.30 kampeerterrein:

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief verblijf;

1.31 landschapselementen:

de verzameling van landschappelijke beplantingen en natuurelementen;

1.32 lawaaisport:

een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen;

1.33 lodge:

een eenvoudig gebouw met een beperkte inhoud en oppervlakte bestemd voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.34 mantelzorg:

het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociaal vlak;

1.35 omgevingsvergunning:

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.36 omgevingsvergunning voor het afwijken:

omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo;

1.37 omgevingsvergunning voor het bouwen:

omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo;

1.38 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo;

1.39 ondersteunende horeca:

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;

1.40 overkapping/carport:

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw;

1.41 recreatiebedrijf:

een bedrijf dat overwegend gericht is op het bedrijfsmatig verstrekken van verblijfsrecreatie in de vorm

van een kamphuis of groepsaccommodatie, vakantiehuisjes, een kampeerterrein en/of kleinschalig

kamperen, daaronder begrepen ondersteunende horeca en ondersteunende detailhandel;

1.42 routegebonden horeca:

een kleinschalige horecavoorziening, niet zijnde een café of restaurant, waar vanuit de bestaande

bebouwing consumpties worden verstrekt aan passanten;

1.43 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.44 sport- en spelactiviteiten

activiteiten van sportieve aard met een agrarische achtergrond die ten dienste staan van een recreatiebedrijf. Voorbeelden van sport- en spelactiviteiten zijn boerengolf, speurtochten en GPS-tochten;

1.45 stacaravan:

een huuraccommodatie voorzien van (een) as/wielstelsel(s), dat mede gelet op de afmeting en vorm kennelijk niet bestemd is om (in z´n geheel) regelmatig en op een normale wijze op de verkeerswegen ook voor grotere afstanden als een aanhangsel van een motorvoertuig te worden voortbewogen en dat als bouwwerk dient te worden aangemerkt;

1.46 verblijfsrecreatie:

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel of trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;

1.47 verkoopvloeroppervlak:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.48 voorgevellijn:

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:

  • gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
  • gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand;

1.49 woning/wooneenheid:

één complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, waaronder tevens begrepen gezinsvervangende woonvormen;

1.50 waterhuishoudkundige doeleinden

doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.2 bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

2.3 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 peil:
  • a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Landschappelijke waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Landschappelijke waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden;
  • b. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. doeleinden van openbaar nut;
  • e. nevenactiviteiten, voor zover genoemd in 3.3;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 3.3 opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Toegestane bebouwing

Op de tot 'Agrarisch - Landschappelijke waarden' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van doeleinden omschreven in 3.1 en nader gedetailleerd in 3.3.

3.2.2 Gebouwen

Op de tot 'Agrarisch - Landschappelijke waarden' wordt het bouwen van gebouwen niet toegestaan.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het oprichten van bouwwerken geldt het volgende:

  • a. uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming, met een maximale bebouwingshoogte van 2,5 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de hoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 meter bedragen;
  • c. het oprichten van sleufsilo’s is niet toegestaan;
  • d. het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen is niet toegestaan;
  • e. ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale hoogte van 2 meter;
  • f. paardenbakken zijn niet toegestaan.

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.3.1 Sport en spel

Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - sport en spel' worden naast het agrarisch grondgebruik sport- en spelactiviteiten toegestaan, onder navolgende voorwaarden:

  • a. de nevenactiviteit dient ten dienste te staan aan het recreatiebedrijf zoals genoemd in Artikel 4 Recreatie ('Recreatie');
  • b. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • c. er wordt geen afbreuk gedaan aan de landschappelijke waarden;
  • d. lawaaisporten zijn niet toegestaan.

3.3.2 Parkeren

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - parkeren' wordt naast het agrarisch grondgebruik het parkeren van auto's toegestaan, onder navolgende voorwaarden:

  • a. de activiteit parkeren wordt toegestaan gedurende maximaal 15 dagen per kalenderjaar;
  • b. de activiteit dient ten dienste te staan aan het recreatiebedrijf zoals genoemd in Artikel 4 Recreatie('Recreatie');
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. er wordt geen afbreuk gedaan aan de landschappelijke waarden.

3.3.3 Extensief recreatief medegebruik

Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

3.3.4 Strijdig gebruik

In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming gebruik van:

  • a. gronden en/of opstallen voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  • b. gronden en/of opstallen voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
  • c. gronden en/of opstallen voor detailhandel
  • d. gronden voor buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
  • e. woondoeleinden.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in dit artikel opgenomen vergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren;
  • b. het onder a vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden welke het normale onderhoud en/of landschapsbeheer betreffen;
  • c. de onder a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de doeleinden zoals opgenomen in 3.1 en nader gedetailleerd in 3.3. Ten behoeve van de belangenafweging worden navolgende toetsingscriteria gehanteerd:

 

Omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning  
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen
 
1. het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen;
2. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
3. er mag geen aantasting plaatsvinden van de hydrologische eigenschappen;
4. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de potentiële natuurwaarden  
het vellen of rooien van houtgewas   er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden  
- het beplanten van gronden met houtgewas, met uitzondering van het beplanten van houtgewas in het kader van agrarische wisselteelt (teelt van max. 5 jaar);
- het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
- het afgraven, ophogen en egaliseren van de bodem  
1. er mag geen aantasting plaatsvinden van het reliëfrijke karakter van de bolle akkers;
2. de openheid van de open akkers mag niet onevenredig worden aangetast;
3. er mag geen aantasting plaatsvinden van de hydrologische eigenschappen;
4. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de potentiële natuurwaarden  

3.5 Afwijken van de bouwregels

3.5.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van hogere erfafscheiding

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 onder b voor het toestaan van erf- en perceelsafscheidingen met een hoogte van maximaal 3 meter, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de grotere hoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;
  • b. de erf- en perceelsafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van afrasteringen;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 en 3.3 omschreven doeleinden.

Artikel 4 Recreatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een recreatiebedrijf met camping en (gemeenschappelijke) voorzieningen voor dag- en verblijfsrecreatie met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen;
  • b. één bedrijfswoning;
  • c. 70 kampeerplaatsen;
  • d. 20 huuraccommodaties;
  • e. indoor speelboerderij;
  • f. detailhandel, uitsluitend in ondergeschikte vorm en dienstbaar aan de ter plaatse toegestane recreatieve voorzieningen, met een oppervlakte van maximaal 100 m²;
  • g. horeca, uitsluitend in ondergeschikte vorm en dienstbaar aan de ter plaatse toegestane recreatieve voorzieningen evenals routegebonden horeca, met een oppervlakte van maximaal 590 m²;
  • h. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • i. bescherming en behoud van landschapselementen, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – landschapselement’;
  • j. bescherming en behoud van bestaande bosschages en houtopstanden;
  • k. voorzieningen ten behoeve van beheer en onderhoud;
  • l. wegen en paden
  • m. parkeervoorzieningen voor parkeren conform de geldende parkeernota;
  • n. sport-, spel- en speelvoorzieningen;
  • o. kunstobjecten;
  • p. nutsvoorzieningen;
  • q. tuinen en erven.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen
  • a. Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken ten behoeve van de in 4.1 toegestane activiteiten;
  • b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak;
  • c. Een zwembad mag worden opgericht buiten het bouwvlak;
  • d. Stacaravans mogen worden gesitueerd buiten het bouwvlak.

4.2.2 Maatvoeringseisen algemeen:

Bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:

Bouwwerken algemeen   Minimaal   Maximaal  
Afstand tot de perceelsgrens   3 m.   n.v.t.  
Afstand tot de as van de weg   15 m.   n.v.t.  

4.2.3 Maatvoeringseisen bedrijfswoning:

De bedrijfswoning dient te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:

Bedrijfswoning   Minimaal   Maximaal  
Goothoogte   n.v.t.   5,5 m.  
Bouwhoogte   n.v.t.   10 m.  
Inhoud   n.v.t.   750 m³ inclusief aangebouwde bijgebouwen, tenzij de bestaande inhoud van de bestaande bedrijfswoning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt  
Afstand van de voorgevel van de bedrijfswoning tot de as van de weg   n.v.t.   30 m.  

4.2.4 Maatvoeringseisen vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning:

Voor vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden volgende maatvoeringseisen:

Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning   Minimaal   Maximaal  
Goothoogte   n.v.t.   3 m.  
Bouwhoogte   n.v.t.   5,5 m.  
Afstand tot voorgevel (en het verlengde daarvan) van bedrijfswoning   5 m.   n.v.t.  
Gezamenlijke oppervlakte   n.v.t.   80 m²  
Afstand bijgebouwen tot bedrijfswoning   1,5 m.   25 m.  

4.2.5 Maatvoeringseisen bedrijfsgebouwen:

De totale bebouwde oppervlakte aan gebouwen, exclusief bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 2.395 m², bestaande uit:

  • a. recreatieruimte met een oppervlakte van maximaal 325 m²;
  • b. speelboerderij/horecaplein met een oppervlakte van maximaal 750 m²;
  • c. materialenloods met een oppervlakte van maximaal 320 m²;
  • d. centrale recreatieve voorzieningen met een oppervlakte van maximaal 250 m²;
  • e. 20 huuraccommodaties met een oppervlakte van maximaal 60 m² per huuraccommodatie, tot een totale oppervlakte van maximaal 750 m²;
  • f. de maatvoering van de bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is als volgt:

Huuraccommodaties   Minimaal   Maximaal  
Bouwhoogte   n.v.t.   6 m.  

Bedrijfsgebouwen overig   Minimaal   Maximaal  
Goothoogte   n.v.t.   5,5 m.  
Bouwhoogte   n.v.t.   10 m.  

4.2.6 Maatvoeringseisen bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximaal  
Bouwhoogte van erfafscheidingen   Voor voorgevelrooilijn: 1 m.
Overige: 2 m.  
Bouwhoogte van carports c.q. overkappingen   3 m.  
Oppervlakte van een carport c.q. overkapping   20 m²  
Bouwhoogte van lichtmasten   9 m.  
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6 m.

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2, teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg en/of de voorgeschreven minimum afstand tot een perceelsgrens te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering (voor zover het een recreatiebedrijf betreft) en/of een doelmatige perceelsinrichting en/of de uitbreiding van of aansluiting op aanwezige bebouwing met een reeds op deze punten afwijkende maatvoering, moet aanwezig zijn;
  • b. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • c. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  • d. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  • e. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • f. aangetoond dient te worden dat de externe veiligheid kan worden gewaarborgd;
  • g. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven doeleinden;
  • h. indien het een woning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.4.1 Strijdig gebruik

Als met de bestemming strijdig gebruik geldt in ieder geval het gebruik van gronden en/of opstallen

voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, voorwerpen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoning;
  • c. permanente bewoning van kampeermiddelen, met inbegrip van stacaravans en appartementen;
  • d. lawaaisporten;
  • e. militaire oefeningen;
  • f. detailhandel, behoudens voor zover toegestaan ingevolge het bepaalde in 4.1;
  • g. (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • h. een seksinrichting.

4.4.2 Bedrijfsmatige exploitatie

Verblijfsrecreatie met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen is uitsluitend toegestaan indien dit door middel van een bedrijfsmatige exploitatie plaatsvindt.

4.4.3 Aan huis verbonden beroep

De uitoefening van een aan huis verbonden beroep is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 80 m²;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • c. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • d. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan huis verbonden beroep;
  • e. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
  • f. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

4.4.4 Gebruik recreatieve voorzieningen

Het gebruik conform de in 4.1 genoemde recreatieve voorzieningen, niet zijnde de recreatieve voorzieningen zoals reeds vastgesteld in het bestemmingsplan 'Heusden Behelp 13 (Camping de Peel) 2011', is alleen toegestaan indien de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - landschapselement' landschappelijk zijn ingepast conform de in Bijlage 1 bij deze regels weergegeven landschappelijke inpassing. De landschappelijke inpassing zoals weergegeven in Bijlage 1 bij deze regels dient na aanleg duurzaam te worden beheerd en in stand gehouden.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 onder g voor realisering van een mantelzorgvoorziening in een vrijstaand bijgebouw, onder de voorwaarden dat:

  • a. de mantelzorgvoorziening bedoeld is voor de huisvesting van één huishouden;
  • b. de behoefte aan mantelzorg aangetoond is;
  • c. de woonruimte geen eigen huisnummer heeft;
  • d. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening maximaal 100 m² bedraagt;
  • e. de mantelzorgvoorziening qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
  • f. de mantelzorgvoorziening niet leidt tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
  • g. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, het gebruik als woonruimte wordt beëindigd.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroepen een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Algemeen
  • a. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. Het hoofdgebouw dient te worden opgericht binnen het bouwvlak;
  • c. Per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan.

5.2.2 Maatvoeringseisen woning

De woning dient te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:

Woning   Minimaal   Maximaal  
Afstand tot de perceelsgrens   3 m.   n.v.t.  
Afstand tot de as van de weg   15 m.   n.v.t.  
Goothoogte   n.v.t.   5 m.  
Nokhoogte   n.v.t.   10 m.  
Inhoud   n.v.t.   1.000 m³  

5.2.3 Maatvoeringseisen vrijstaande bijgebouwen

Voor vrijstaande bijgebouwen gelden de volgende maatvoeringseisen:

Vrijstaande bijgebouwen bij woning   Minimaal   Maximaal  
Gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen bij woning   n.v.t.   100 m²  
Goothoogte   n.v.t.   3 m.  
Nokhoogte   n.v.t.   5,5 m.  
Afstand tot de voorgevel (en het verlengde daarvan) van woning   5 m.   n.v.t.  

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende maatvoeringseisen:

Bouwwerken geen gebouwen zijnde   Minimaal   Maximaal  
Afstand tot de perceelsgrens   3 m.   n.v.t.  
Korstate afstand tot de as van de openbare weg   15 m.   n.v.t.  
Hoogte erfafscheidingen   Voor voorgevellijn: maximaal 1 m.;
Overige: maximaal 2 m.  
Hoogte van carports c.q. overkappingen   n.v.t.   3 m.  
Oppervlakte van carports c.q. overkappingen   n.v.t.   20 m²  
Hoogte overige bouwwerken geen gebouw zijnde   n.v.t.   6 m.  

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.3.1 Strijdig gebruik

Als met de bestemming strijdig gebruik geldt in ieder geval het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- en verwerken van producten anders dan in de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
  • b. detailhandel anders dan omschreven in artikel 5.3.2 onder d;
  • c. verblijfsrecreatie;
  • d. seksinrichtingen;
  • e. gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

5.3.2 Aan huis verbonden beroep

De uitoefening van een aan huis verbonden beroep als bedoeld in artikel 5.1 is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit bedraagt niet meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 80 m²;
  • b. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van verkeer;
  • c. parkeren vindt op eigen terrein plaats;
  • d. detailhandel vindt alleen plaats ondergeschikt aan en in direct verband met het aan huis verbonden beroep;
  • e. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
  • f. de activiteit wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

5.4.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.3.1 onder e voor realisering van een mantelzorgvoorziening in een vrijstaand bijgebouw, onder de voorwaarden dat:

  • a. de mantelzorgvoorziening bedoeld is voor de huisvesting van één huishouden;
  • b. de behoefte aan mantelzorg aangetoond is;
  • c. de woonruimte geen eigen huisnummer heeft;
  • d. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening maximaal 100 m² bedraagt;
  • e. de mantelzorgvoorziening qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
  • f. de mantelzorgvoorziening niet leidt tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
  • g. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, het gebruik als woonruimte wordt beëindigd.

5.4.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.3.1 onder c teneinde als nevenactiviteit bij een woning, bed & breakfast voorzieningen en dergelijke toe te staan, mits:

  • a. bed & breakfast plaats vindt in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen;
  • b. de gebruiksruimte voor bed & breakfast niet meer dan 80 m² bedraagt, met een maximum van 10 (eenpersoons)bedden;
  • c. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit is afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • d. op eigen terrein wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • e. het gebruik niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • f. de verlening van de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de artikel 5.1 omschreven bestemmingsdoeleinden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • e. de ruimte tussen bouwwerken.

7.2 Ondergronds bouwen

Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ondergronds bouwen (kelders) is uitsluitend toegestaan, daar waar bovengrondse gebouwen zijn of worden gebouwd, dan wel maximaal 1 meter buiten deze gebouwen;
  • b. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Algemene afwijking maatvoering en situering

Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken bij omgevingsvergunning, afwijken van de regels bij omgevingsvergunning van in het plan opgenomen maatvoering- en situeringseisen ten aanzien van bebouwing, met dien verstande dat maximaal 10% van de in de regels vastgelegde maatvoerings- en situeringseisen mag worden afgeweken, mits deze omgevingsvergunning noodzakelijk is uit functioneel of uit architectonisch oogpunt en mits het landelijk karakter van het gebied, alsmede binnen de bestemming opgenomen waarden niet onevenredig worden aangetast.

8.2 Evenementen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het plan teneinde binnen de bestemming ‘Recreatie’ het tijdelijk gebruik van gronden voor evenementen toe te kunnen staan. Hiertoe dient aan het volgende te worden voldaan:

  • a. er dient sprake te zijn van een evenement in de vorm van een voor publiek toegankelijke uitvoering/verrichting van vermaak, op het gebied van sport, muziek, of op sociaal-cultureel vlak; en/of aan een dergelijk evenement gerelateerde kampeervoorzieningen;
  • b. het evenement duurt maximaal 3 (aaneengesloten) dagen en mag maximaal 2x per jaar plaatsvinden;
  • c. detailhandel is niet toegestaan, behoudens detailhandel ten dienste van en ondergeschikt aan het evenement;
  • d. er dienen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein te worden gerealiseerd;
  • e. de aan te brengen voorzieningen dienen tijdelijk te zijn. Dit betekent dat het houden van een evenement niet mag leiden tot blijvende/onomkeerbare voorzieningen/ingrepen;
  • f. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden.

8.3 Gebouwen voor openbaar nut

Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken, bij omgevingsvergunning afwijken van het plan voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwtjes van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations mits de inhoud niet meer dan 50 m³ de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - landschapselement'.

8.4 Aan het buitengebied gebonden bouwwerken

Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken, bij omgevingsvergunning afwijken van het plan teneinde aan het buitengebied gebonden bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toe te kunnen staan. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwwerken zijn door hun aard gebonden aan een specifieke plaatsing in het buitengebied;
  • b. de bouwwerken hebben een specifiek op agrarisch gebruik, recreatie of natuur gericht karakter (bijvoorbeeld ooievaarsnesten, hooimijten);
  • c. de bouwwerken dienen binnen een afstand van maximaal 50 m. van een bestaand bestemmingsvlak dan wel aangeduid agrarisch bouwblok, te worden gesitueerd;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden.

8.5 Zendmasten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het plan voor het bouwen van zendmasten, zoals antennemasten voor mobiele telefonie, met een hoogte van maximaal 40 meter, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bouwen is niet toegestaan binnen de aanduiding 'specifieke vorm van recreactie - landschapselement';
  • b. door de aanvrager wordt aangetoond dat de antenne-installatie op de gekozen locatie onmisbaar is voor de realisering van een adequaat netwerk;
  • c. de mogelijkheden van site-sharing van de te plaatsen antenne-installaties dienen voldoende te worden gewaarborgd;
  • d. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; daartoe dient een erfbeplantingsplan te worden overlegd;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • h. uit oogpunt van verkeersveiligheid bestaat geen bezwaar tegen de desbetreffende locatie;
  • i. de mast dient rechtstreeks op een bestaande weg/bestaand pad aan te sluiten, tenzij zulks redelijkerwijs niet kan worden gevergd;
  • j. de bebouwde oppervlakte van de bij de mast behorende apparatuur bedraagt maximaal 20 m²;
  • k. de hoogte van de bij de mast behorende apparatuurkast bedraagt maximaal 4 meter.

Artikel 9 Overige regels

9.1 (Wettelijke) regels

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

9.2 Gemeentelijke regels

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar gemeentelijke beleidsregels dienen deze beleidsregels te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Met uitzondering van parkeren geldt dat er te allen tijde voldaan moet worden aan de, op het moment van aanvraag, geldende parkeernota.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

10.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

10.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 10.1.1 met maximaal 10%.

10.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

10.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

10.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

10.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 10.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Heusden Behelp 13 (Camping de Peel) 2014'.